Het Sint Martinusgasthuis

De eigenlijke naam van het Sint Martinusgasthuis was: Instelling van Weldadigheid onder de zinspreuk: “Liefde tot God en Onze Evennaasten”.

Het is duidelijk waarom in latere jaren de instelling kortweg “het Martinusgasthuis”werd genoemd.
De instelling is opgericht in 1864 en het was een niet-parochiële instelling die tot doel had het plaatsen van ouden van dagen van Rooms Katholieke huize te Groningen in het Sint Martinusgasthuis, Grote Leliestraat 23 en in andere woningen daarvoor bestemd.
Het reglement van de instelling is op 19 oktober 1864 door de aartsbisschop van Utrecht goedgekeurd en bekrachtigd. Alle Rooms-Katholieke inwoners van de stad Groningen konden ongeacht hun leeftijd lid worden van de instelling. Zij waren dan verplicht een door hen zelf te bepalen wekelijkse, maandelijkse of jaarlijkse bijdrage in de kas te storten. Behalve een stipte voldoening van de bijdragen hadden de leden geen enkele verplichting. Bij wanbetaling gedurende een jaar hield het lidmaatschap automatisch op.
Het reglement vermeldt verder dat giften of legaten die ter bevordering van de doelstelling van de instelling verstrekt werden, steeds met grote dank aanvaard zouden worden. Alle schenkingen zouden apart worden vermeld “om eene blijvende gedachtenis dier giften te bewaren.”
Het beheer van de instelling werd opgedragen aan negen personen. De voorzitter was de pastoor van de rooms katholieke parochie in Groningen. De overige leden konden worden gekozen uit alle meerderjarige mannelijke leden van de rooms katholieke gemeenschap in de gemeente Groningen. Deze moesten wel hun ‘paaspligt’ vervuld hebben en in het volle genot van hun burgerlijke rechten zijn. Familieleden mochten niet tegelijkertijd in het bestuur zitten. Bestuurleden die openlijk ergerlijk levensgedrag tentoonspreidden of in hun maatschappelijke leven blijken van ontrouw of onbekwaamheid gaven, konden door de overige bestuursleden worden ontslagen.
Het bestuur moest er onder andere voor zorgen dat al het geld, waardevolle papieren en dergelijke op een veilige plaats werden bewaard b.v. in “eene brandkast of eene voor verzekerde bewaring geschikte kist, voorzien van twee of drie verschillend werkende sloten.”

Pas op 26 juni 1870 is tijdens een algemene vergadering van de instelling een plan van stichting en onderhoud van het te bouwen gasthuis vastgesteld en op schrift gezet. Bepaald wordt dan dat het gasthuis de naam Sint Martinusgasthuis zal krijgen en dat het zal worden gebouwd op de aan de instelling behorende grond in de Grote Leliestraat.
In 1880 wordt het gasthuis, dat alleen gebouwd kon worden door de contributies van de leden, geopend. Het had toen nog slechts twaalf kamers.

De plaatsen werden bij voorkeur gegeven aan leden van de instelling. Degenen die het langst lid waren, werden het eerste geplaatst. Iedere man die 55 jaar of ouder was kwam in aanmerking. Voor vrouwen gold de leeftijd van 50 jaar. Voor gehuwden bedroeg de inkoopsom fl. 1.500 (€ 680.-), voor ongehuwden fl. 900 (€ 408.-). Daarvoor genoot men vrije inwoning in een kamer van het gasthuis en een wekelijkse uitkering van fl. 5.- ( € 2.27 ) voor gehuwden en fl. 3.50 ( € 1.59 ) voor ongehuwden. In oktober kreeg men een dubbele toelage i.v.m. de komende winter.